[Sp.: Isla de Pascua, inlandse namen: Waihu, Rapanui, TePito te Henua], Chileens eiland in de Grote Oceaan, ruim 3200 km van de Chileense kust en ca. 2200 km van het oostelijkste eiland van Polynesië, 140 km2, ca. 1000 inw. De bevolking bestaat voor een deel uit immigranten (Polynesiërs, Tahiti, Chilenen).
Paaseiland is van vulkanische oorsprong: het bevat drie niet meer werkende kraters (ca. 600 m hoog.) Het heeft een tropisch klimaat en bezit verscheidene inheemse plantesoorten. Merkwaardig zijn de prehistorische monumenten. Deze bestaan uit 113 stenen terrassen en lage woningen van trachietlava, vaak met Zie afbeeldingen beschilderd, 260 voorouderbeelden uit zwarte tufsteen, 4-25 m hoog en 5-30 t zwaar, sommige nog niet voltooid, en twaalf tafels met nog niet ontcijferde hiërogliefische tekens. Het is raadselachtig hoe deze stenen kolossen van de werkplaatsen in de steenwanden door een betrekkelijk kleine eilandbevolking konden worden vervoerd naar hun standplaatsen op het strand. Waarschijnlijk is dit gebeurd met behulp van een soort slede. Vroeger was er ook veel houtsnijwerk. Volgens T.
Heyerdahl hebben bewoners van het Andesgebied in de 5e eeuw zich op het Paaseiland gevestigd. Hun nakomelingen zouden verantwoordelijk zijn voor de beelden. Na 1600 hebben de Polynesiërs vanuit het westen de inwoners verdrongen of in hun cultuur opgenomen.
Na reeds meermalen gezien te zijn, is het eiland met Pasen (5.4.)1722 bezocht door Roggeveen. In de 19e eeuw nam de bevolking af door ziekten, gewelddadige ontvoering naar de Perguano Eilanden, onderlinge oorlog en moord (in 1860 woonden op Paaseiland nog 3000 personen). In 1888 is Paaseiland door Chili in bezit genomen.
LITT. T. Heyerdahl, Aku-Aku, the secret of Easter Island (1958); S. Anglebert, Island at the center of the world; new light on Easter Island (1970).