Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

paardesport

betekenis & definitie

v./m., sport die met paarden beoefend wordt.

ALGEMEEN

Paardesport is de verzamelnaam voor alle op of achter het paard beoefende sporten. Men onderscheidt ruitersport en sport met aangespannen paarden. Van oudsher heeft de mens het paard niet alleen benut voor jacht-, werk-en krijgsdoeleinden, maar ook voor spel en ontspanning. De oudste vorm van paardesport is de rensport, maar sinds de uitvinding van het wiel (ca.4000 v.C.) beoefende men ook de drafsport. Ter ontspanning georganiseerde jachtpartijen te paard kende men reeds aan de hoven van de Egyptische farao’s.

Een eerste handboek over dressuur stamt uit de 14e eeuw v.C. en is afkomstig van de Hettieten uit Klein-Azië. Sinds 680 v.C. vormde het wagenrennen een vast onderdeel van de klassieke Olympische Spelen en in ieder geval sinds de 4e eeuw v.C. waren Olympische sporten: prestatiefokken, dressuur, rennen en draverijen. Polo was al ca.900 v.C. bekend bij Meden en Perzen. Springconcoursen zijn uit de oudheid niet bekend. De springsport ontwikkelde zich pas in de 19e eeuw.

RUITERSPORT

Men kent een zestal bereden sporten.

1. Rensport, te verdelen in vlakke baanrennen, hindernisrennen en jachtrennen. Afstanden variëren van 1000-7000 m, succesvolle paarden krijgen een handicap. Door gewichtsverzwaring met een maximum van 100 kilo worden de winstkansen zoveel mogelijk gelijk getrokken. Vlakke baanrennen worden gehouden op een egale baan, meestal van gras. Bij hindernisrennen zijn op zo’n baan lage hekken, horden en een waterkuil aangebracht. Jachtrennen vinden plaats in het open veld en daarbij

bestaan hindernissen uit o.a. grachten en sloten, muren, wallen en struikgewas. Bekende internationale renwedstrijden: Ascot Gold Cup (Engeland) en Prix de l’Arc de Triomphe (Frankrijk). De bekendste nationale renwedstrijd in vele landen is de derby, naar de beroemde Derby in Epsom in Engeland, die al sinds 1780 wordt gehouden.

2. Jachtrijden, te onderscheiden in terreinrit, snipperjacht, vossejacht en slipjacht. Een terreinrit kent vier klassen: beginner (B), licht (L), middel (M) en zwaar (Z). De rit wordt naar gelang de zwaarte gehouden over een parcours van 3-5 km, met hindernissen die in aantal en hoogte variëren. Winnaar wordt de combinatie met het geringste aantal strafpunten en de snelste tijd. Bij snipperjachten moet een spoor worden gevolgd. Ook hier zijn hindernissen in het parcours opgenomen. De prestatie wordt gemeten aan de tijd en het aantal strafpunten. Bij de vossejacht jaagt het deelnemersveld op een ruiter die een vossestaart met zich draagt. Winnaar is de combinatie die erin slaagt de vossestaart te veroveren. De slipjacht is een vossejacht waarbij naast ruitercombinaties ook jachthonden (de meute) meedoen. De jacht geschiedt groepsgewijs en de combinaties binnen de groep mogen elkaar niet inhalen.
3. Dressuurrijden. Oefeningen van paard en ruiter op een rechthoek van 20 m x 60 m in de open lucht of 20 m x 40 m overdekt. Tekens op de baan geven aan waar de combinatie de voorgeschreven oefeningen moet volbrengen. De oefeningen worden afgewerkt in een voorgeschreven volgorde en beoordeeld door een jury. Er zijn vier klassen: B, L, M en Z. Naast een aantal bewegingsvormen moeten in de klassen B en M ook een tweetal sprongen over hindernissen worden gemaakt. De combinatie wordt beoordeeld op de juiste uitvoering van de opdrachten, het tempo, de sierlijkheid, de gehoorzaamheid van het paard, de ontspannenheid, de zit van de ruiter en zijn invloed op het paard. Winnaar bij individuele wedstrijden is die combinatie die het hoogste aantal punten behaalt. De meest verfijnde vorm van dressuur is het hogeschoolrijden, het meest bekend van de Spaanse Rijschool te Wenen.
4. Springen, waarbij men onderscheid maakt tussen springconcours, jachtspringconcours en puissancespringconcours. Bij een springconcours moet men zo snel mogelijk een parcours afleggen waarin een aantal hindernissen is opgenomen. Omverwerpen van een hindernis, een weigering, een valpartij leveren strafpunten op. Er is een maximaal toegestane rijtijd, overschrijding levert strafpunten op. Winnaar is die combinatie die in de snelste tijd met zo weinig mogelijk strafpunten het parcours volbrengt.

Een jachtspringconcours lijkt op een springconcours, het parcours is ten minste 700 m lang en fouten worden uitgedrukt in strafseconden. Winnaar is die combinatie die de snelste tijd inclusief strafseconden gemaakt heeft. Bij het puissancespringconcours geldt geen tijdwaardering. Het parcours is kort, maar de hindernissen relatief zwaar. Doel is het zuivere springvermogen van het paard te testen. Winnaar is de combinatie met het minste aantal strafpunten.

Eindigt bij een springconcours een aantal combinaties gelijk dan volgt een zgn. barrage. Het parcours wordt verzwaard door de hindernissen te verhogen en de gelijk geëindigde combinaties moeten het parcours nog eens afleggen. Zo telkens tot er een winnaar is.

5. Military. Een wedstrijd in dressuur, terreinrijder en springen, gehouden gedurende drie achtereenvolgende dagen. Het is de zwaarste tak van paardesport die er bestaat. De eerste dag vindt het dressuurrijden plaats met 19 verschillende taken. De tweede dag is er een terreinrit over 35 km met zware hindernissen, springcombinaties en een rengedeelte. De derde dag is er het springconcours met twaalf hindernissen. Winnaar is die combinatie die het minste aantal strafpunten en het hoogste aantal pluspunten heeft behaald.
6. Polo, een balspel te paard. Een ploeg bestaat uit vier ruiters. Het speelveld is 180 m x 275 m. Met een stick probeert men een houten bal in het doel van de tegenstander te plaatsen. Bij elk doelpunt wordt van speelhelft gewisseld. Een wedstrijd duurt acht perioden van elk 7,5 min.

SPORT MET AANGESPANNEN PAARDEN.

Men onderscheidt:

1. Drafsport, die ten doel heeft een bepaalde baanafstand zo snel mogelijk af te leggen, waarbij de pikeur op een licht wagentje (de sulky) zit. Het paard mag alleen in draf lopen, d.w.z. het moet twee benen, diagonaal, gelijktijdig neerzetten. Iedere andere vorm van gang van het paard heeft diskwalificatie tot gevolg. De lengte van de baan varieert tussen 110-4200 meter. Een succesvol paard kan een handicap krijgen, doordat het andere paarden een voorgift moet geven tot ten hoogste 80 m.
2. Bespannen paarden. Men onderscheidt gebruiksproef, dressuurproef en hindernisrijden. Bij de gebruiksproef is de koets met één of meer paarden bespannen. Opdrachten zijn: het volstrekt stil kunnen staan, van draf tot stilstand komen, achteruit

rijden, snelheid variëren en draaifiguren. Winnaar is die combinatie die de hoogste waardering krijgt voor de uitvoering op onderdelen, de houding van de paarden en de totale indruk. Ook bij de dressuurproef is de koets met één of meer paarden bespannen. De deelnemers krijgen punten voor de uit te voeren opdrachten, zoals baanfiguren, gangsoorten en achteruitrijden. Bij het hindernisrijden is de koets met twee of meer paarden bespannen. Winnaar is die combinatie die in de snelste tijd met het geringste aantal strafpunten een bepaald parcours aflegt. In het parcours zijn hindernissen, nauwe en doodlopende doorgangen en waterkuilen opgenomen.

ORGANISATIES

In Nederland berust de algemene organisatie op het gebied van de paardesport bij de Ned. Hippische Sportbond, waarbij de belangrijkste organisaties op paardesportgebied zijn aangesloten, nl. de Stichting Ned. Draf-en Rensport, Stichting Ned. Hippische Sportbond, Koninklijke Ned. Federatie van Landelijke Rijverenigingen.

De belangrijkste renbanen bevinden zich in Drachten, Hilversum, Nootdorp, Wassenaar (Duindigt) en Wolvega. In België zijn bij de Fédération Royale des Sports Équestres o.m. aangesloten de Jockey Club de Belgique (rensport) en de Fédération Nationale des Sociétés de Courses au Trot de Belgique (drafsport). Banen te Brussel (Bosvoorde en Groenendaal), Kortrijk, Oostende, Sterrebeek en Waregem.

LITT. W. Slob, Man en paard (1970); E. Toebosch en J.P. Musette, Gids voor de ruitersport (1972).

< >