[Lat. ovum, ei, parere, baren], bn., eierleggend.
De ontwikkeling van het jonge dier vindt bij ovipare organismen (amfibieën, reptielen, vogels)
geheel of vrijwel geheel buiten het moederlijk organisme plaats. Bij deze dieren ontbreekt dan ook de baarmoeder; zij hebben een cloaca. Tegenhanger: vivipaar.