(overtrof, heeft overtroffen), te boven gaan, beter, fraaier, groter enz. zijn dan een andere of iets, voorbijstreven: iemand in lengte, kracht, schoonheid, kennis; de verwachtingen, ramingen -;
met een bep. die het verschil aangeeft: de produktie van 1976 heeft die van 1975 met 10 % overtroffen; hij heeft zichzelf overtroffen, hij heeft het beter gedaan dan hij tot nog toe getoond had te kunnen.