m. (-tomen), een vaste waterkering tussen twee vaarwaters van verschillend peil, ingericht
voor het overhalen van kleine, platboomde vaartuigen.
1) De overtoom vindt slechts toepassing wanneer
de scheepvaart niet van voldoende betekenis is om de bouw van een sluis te motiveren. Zij bestaat uit twee hellende vlakken, samenkomende in een nok, die ongeveer op kanaaldijkshoogte wordt gelegd.
Op de nok is een windas of lier geplaatst waarmee de schuiten uit het ene vaarwater worden omhooggetrokken tegen het hellende vlak en worden neergelaten in het andere vaarwater.