(overrompelde, heeft overrompeld),
1. met geweld en onverwacht overvallen: het garnizoen, een vesting overrompelen;
2. (oneig.) iemand onverwacht bezoeken; (bij uitbreiding) met een onverwacht voorstel, betoog enz. overvallen, waarop men zich niet voldoende beraden kan en daardoor bij verrassing iets aanneemt, goedkeurt enz.: hij behoorde niet tot die mensen die zich laten overrompelen; ook met
aandoeningen als onderwerp.