Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-06-2020

o'vermacht

betekenis & definitie

v./m.,

1. grotere macht: de — van de sterke; de van Amerika; groter aantal, meerderheid in hulpmiddelen: voor die moest hij zwichten;
2. (recht; handel) force majeure, niet toerekenbare

onmogelijkheid om zijn verplichting na te komen (e): door —; dat is —; noodweer is een bijzondere vorm van -.

(e) In het Ned. civielrecht bepalen artt. 1280-81 BW dat indien iemand door overmacht of toeval verhinderd is aan zijn verbintenissen te voldoen of daardoor niet in staat is die tijdig uit te voeren, hij niet verplicht is tot de vergoeding van kosten, schaden en interesses, waartoe hij anders wegens wanprestatie gehouden zou zijn. Volgens art. 1280 BW moet hij dan bewijzen, dat zijn wanprestatie voortkomt uit een vreemde oorzaak, die hem niet kan worden toegerekend. Over de vraag, of de overmacht van dien aard moet zijn dat nakoming van de verbintenis objectief onmogelijk is of dat voldoende is, dat nakoming voor de schuldenaar zo bezwarend is, dat zij redelijkerwijze niet van hem kan worden geëist (subjectieve onmogelijkheid), wordt verschillend geoordeeld. Litteratuur en rechtspraak neigen in de laatste jaren meer naar de subjectieve opvatting. ➝inspanningstheorie.

Overmacht wordt aangenomen indien de onmogelijkheid te wijten is aan natuurlijke omstandigheden, aan maatregelen van de overheid, molest, aan werkstaking en wanneer nakoming van zijn verplichting de debiteur aan een dreigend ernstig gevaar voor zichzelf of zijn naaste betrekkingen zou blootstellen. Indien werkstaking echter te voorkomen en te beëindigen is door een niet onredelijke loonsverhoging of verbetering van de sociale toestanden, wordt geen overmacht aangenomen, Overmacht heft de verbintenis zelf niet op, zodat, indien nakoming later weer mogelijk wordt, zij aIsnog kan worden gevorderd, tenzij naar de aard van de verbintenis of krachtens beding deze aan een bepaald tijdstip was gebonden. Ook de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daden wordt door overmacht opgeheven.

De artt. 1147-1148 BW van het Belg. civielrecht komen in beginsel overeen met het Ned. recht: de schuldenaar ontkomt slechts aan veroordeling tot schadevergoeding wegens gebrek aan (tijdige) uitvoering van zijn verbintenis, wanneer hij bewijst dat het niet uitvoeren het gevolg is van een vreemde oorzaak, die hem niet kan worden toegerekend. De rechtspraak eist dat de uitvoering van de verbintenis werkelijk onmogelijk geworden is door de vreemde oorzaak (echter niet volstrekt, maar slechts menselijk onmogelijk) en tevens dat de schuldenaar die vreemde oorzaak niet kon voorzien en vermijden, noch zelf heeft uitgelokt. Wat de gevolgen van overmacht betreft dient het volgend onderscheid te worden gemaakt: indien de vreemde oorzaak een blijvend beletsel is, dan gaat de verbintenis definitief teniet. De tegenpartij wordt dan, als het om wederkerige overeenkomsten gaat, eveneens ontlast. Dit is niet het geval als het verbintenissen om een bepaalde zaak te geven betreft, d.i. eigendom overdragen, b.v. koop-verkoop (art. 1138 BW); indien de vreemde oorzaak van voorbijgaande aard is, wordt de overeenkomst enkel geschorst en zij dient te worden uitgevoerd nadat het beletsel verdwenen is, tenzij die uitvoering op dat ogenblik voor de schuldeiser van geen belang meer zou zijn. In verband met overmacht maakt het BW dikwijls gebruik van het woord toeval, maar dit verschil in terminologie heeft praktisch weinig belang.

In het Ned. strafrecht is overmacht een der wettelijke schulduitsluitingsgronden. De daad blijft onrechtmatig, maar wordt de dader niet toegerekend.

In geval van overmacht erkent men dat een daad niet uit de persoonlijkheid van de dader voortvloeit ofwel ziet men in dat de dader in redelijkheid niet anders kon handelen dan hij deed. In belangrijke mate is de wilsvrijheid verloren gegaan. Overmacht is neergelegd in art. 40 Ger. Wbk., maar is niet inhoudelijk omschreven. Een speciaal geval van overmacht is de noodtoestand, d.i. een rechtvaardigingsgrond (➝noodtoestand). In België wordt overmacht tot de subjectieve of persoonlijke rechtvaardigingsgronden gerekend, d.w.z. het misdrijf blijft onwettig, maar wordt de dader niet verweten (art. 71 Ger. Wbk.).

< >