bn.,
1. meer dan een jaar oud: overjarige wijn; (bosbouw) overjarig
hout, dat reeds meer dan een jaar geveld in het bos ligt;
2. ouderwets: overjarige, oudmodische meubelen;
3. (van personen) boven de gewone leeftijd zijnde om te trouwen: een overjarige dochter;
4. achterstallig: overjarige pacht;
5. overjarige planten, overblijvende, vaste planten;
6. (iron.) zich jonger voordoend: hij liep er bij als een overjarige nozem.