v. het door de overheid zelfstandig of bevorderd overbrengen van voor de openbaarheid bestemde informatie rechtstreeks aan de burgers
(e) In enge zin kan overheidsvoorlichting slechts inhouden de presentatie van het regeringsbeleid en het geven van verklaring en toelichting; voorts het beschikbaar stellen van feitelijke gegevens. Bij een ruimere opvatting kunnen ook motivering, ondersteuning en verdediging van het regeringsbeleid onder overheidsvoorlichting worden begrepen. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen voorlichting over beleid en voorlichting als beleidsmiddel.
De voorlichting over beleid bestaat deels uit het geven van informatie over in de toekomst geprojecteerde overheidsacties; de voorlichting als beleidsmiddel bestaat uit het geven van informatie over het reeds parlementair gesanctioneerde beleid.
Bij voorlichting over beleid wordt voldaan aan de democratische plicht tot het afleggen van verantwoording; bij voorlichting als beleidsmiddel is het voornaamste motief het bereiken van het gestelde doel, waarbij voorlichting één der belangrijke middelen is.
Op een geheel ander vlak ligt voorlichting als beleidsmiddel in de zin van ➝public relations. Hoewel de overheidsvoorlichting altijd een element van public relations zal bevatten, kan dit begrip, dat ontleend is aan de zakenwereld, niet zonder meer worden toegepast door de overheid, die te maken heeft met de specifieke verhouding bestuur-bestuurden.
Binnen het geheel van de overheidsvoorlichting dient een afzonderlijke plaats te worden ingeruimd voor de lokale voorlichting, waardoor in het algemeen meer informatie kan worden geboden dan uit sen strikte toepassing van de wetten en verordeningen zou voortvloeien. Zo kan een gemeentebestuur
b.v. gespreksbijeenkomsten met de burgers organiseren naar aanleiding van het opstellen van stedebouwkundige plannen. Door deze directe confrontatie van bestuur en bestuurden krijgen deze
laatsten de mogelijkheid mee te spreken. Tevens kan op deze wijze één der functies die de overheidsvoorlichting ook altijd heeft gehad, beter worden gediend, nl. het opdoen van informatie ten behoeve van de overheid.
In georganiseerde vorm bestaat overheidsvoorlichting in Nederland sinds 1934 toen de Regeringspersdienst werd opgericht, die werd opgevolgd door de Regeringsvoorlichtingsdienst, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Londen voornamelijk werd ingeschakeld bij de algemene oorlogvoering en in Nederland na 1945 aanvankelijk grotendeels in het teken stond van de wederopbouw. In 1953 werd de naam gewijzigd in Rijksvoorlichtingsdienst.
Elk departement van algemeen bestuur beschikt thans over een eigen voorlichtingsdienst of -afdeling. De hoofden hiervan zijn vertegenwoordigd in de coördinerende Voorlichtingsraad. Het bij de overheidsvoorlichting gebruik maken van public relations om een gunstig beeld van een bepaalde minister op te bouwen is in Nederland nog ongebruikelijk. Belangrijke onderwerpen voor de overheidsvoorlichting zijn (geweest): jeugdsparen, bezitsvorming en invoering Algemene Bijstandswet.
De gemeentelijke voorlichting is eveneens pas na de Tweede Wereldoorlog opgekomen. Aanvankelijk bepaalden verklaring en toelichting, public relations en het verschaffen van feitelijke gegevens de gemeentelijke voorlichting. De gemeente is een bestuurseenheid die dichter bij de burger staat dan het Rijk. Speciaal in de jaren zestig heeft de gemeentelijke voorlichting er een aparte dimensie bijgekregen, nl. een element te zijn in de democratische verhouling tussen bestuurders en bestuurden, In een tijd van groeiende overheidsbemoeiing en ontwikkeling van de verzorgingsstaat is voor de overheidsvoorlichting een belangrijke rol weggelegd. In 1968 is ingesteld de commissie-heroriëntatie overheidsvoorlichting (zgn. commissie-Biesheuvel). Het rapport van deze commissie (1970) ging zeer ver in het doen van aanbevelingen om te komen tot een grotere openheid en openbaarheid in het overheidsbestuur.
In België bestaan enerzijds in alle ministeries kabinetspersattachés die hoofdzakelijk over het persoonlijk beleid van hun minister informeren, en anderzijds zijn in een groot aantal ministeriële departementen voorlichtingsdiensten werkzaam, die alleen factuele informatie verstrekken en onafhankelijk staan van de kabinetten. Bij KB van 12.
2.1962 werd het ➝Belgisch Instituut voor Voorlichting en Documentatie (INBEL) als instelling van
openbaar nut erkend. Sommige ministeries doen er regelmatig een beroep op om de betrekkingen tussen het Rijk en de burgers te bevorderen en om bepaalde campagnes van voorlichting te organiseren.
Op het gemeentelijk vlak bieden niet alleen gestructureerde diensten voorlichting ten behoeve van de ingezetenen, maar er zijn ook consultatiecommissies opgericht waarin de burgers van gedachten kunnen wisselen met de overheid.
LITT. E.Dekker, Overheidsvoorlichting in de verzorgingsmaatschappij (1969); M.Rooij en J.Nieuwenhuis, Gemeentelijke voorlichting (1969); C.P.
M.van der Haak, Bekend maken en bekend raken
(1972); J.Hemels, Van perschef tot overheidsvoorlichter (1973); A.W.van der Ban, Inleiding tot de voorlichtingskunde (1975); E.Diemer, Openbaarheid, gemene zaak of geméne zaak (1976); J.M.Galjaard, Verkenning van openheid en voorlichting bij
92 gemeenten (1976); E.Denig, Macht en informatie (1977).