Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

over-(voorvoegsel)

betekenis & definitie

voorvoegsel in talloze scheidbare en onscheidbare samenst.;

I. in verb. met het ww.
1. opnieuw, her-: overnummeren;
2. over iets heen: overzetten;
3. van de ene kant naar de andere: overlopen; (ook) van de een naar de ander: oververtellen;
4. geheel en al: oversprenkelen;

II. in verb. met bn., zeer, al te, uiterst: overmoedig, overijverig;

III. in verb. met zn.

1. te groot: overdosis; harder dan: overschreeuwen;
2. in de scheikunde ben. voor de hoogste oxidatietrap van een element in een reeks zuurstofzuren ervan: overmangaanzuur, permangaanzuur.

< >