Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oven

betekenis & definitie

m. (-s),

1. besloten ruimte, die (door vuur of anderszins heet gemaakt) geschikt is om er voorwerpen in te smelten, te bakken, te drogen enz.; een voor het drogen van vruchten; m.n. besloten ruimte om brood te bakken: brood in de schieten; het komt zo uit de oven, het is kersvers; (zegsw.) dat gaapt (zo wijd) als een oven, dat is geheel onwaarschijnlijk; tegen een oven gapen, vergeefse moeite doen, (ook) spreken zonder aangehoord te worden;
2. gedeelte van een keukenfornuis waarin het vlees te braden wordt gezet, gebak bereid kan worden enz.;
3. (fig.) ruimte waarin het zeer heet is: ’s zomers is zo’n loods een oven.

Ovens kunnen op diverse wijzen in groepen worden verdeeld.

NAAR GEBRUIKTE BRANDSTOF

1. Voor vaste brandstof (cokes, steenkolen, bruinkolen, turf, hout): verouderd. Zij vormen voor kleine eenheden1 nog steeds de algemene groep. Grote ovens van dit soort horen thuis op het gebied van de metallurgie en keramiek.
2. Voor vloeibare brandstof: deze hebben de ovens voor vaste brandstof grotendeels

verdrongen door de eenvoudiger constructie en bediening; zij zijn bij uitstek geschikt voor grote eenheden en hoge temperaturen, daarnaast ook voor lange vuren als in vele ketelstookinstallaties. De vloeibare brandstof (teer, teerolie, petroleumdestillaten of residu, ruwe aardolie enz.) kan worden verstoven met lucht of met stoom. Van oventechnisch standpunt behoren tot dezelfde groep de ovens gestookt met ingeblazen fijngepoederde vaste brandstoffen.

3. Voor gasvormige brandstof: deze zijn typisch voor de moderne grootindustrie (ijzermetallurgie, keramische industrie, glas). Het gas (aardgas) werd meestal geproduceerd in gasgeneratoren, watergas, generatorgas, ofwel als bijprodukt ontleend aan andere bedrijven: uit cokes, verder kraakgas, hoogovengas. Voor zeer hoge temperaturen komt waterstof of acetyleen hier en daar in aanmerking. De voordelen van de oven van deze groep zijn: hoge temperaturen, gemakkelijke desgewenst automatische regelbaarheid en produktie van de vlam juist op de plaats waar zij nodig is.
4. Zonnestraalovens gebruiken geen eigenlijke brandstof; de verwarming vindt plaats door het concentreren van de zonnestraling door grote holle spiegels. Men bereikt iets meer dan 3000 °C. Onder gunstige omstandigheden geeft de zon 1 kW/m2. Ovens van 45 kW werden gebouwd o.a. door Trombe op de Mont Louis (Frankrijk).
5. Elektrische ovens: elektro-ovens.

NAAR WIJZE VAN VERHITTING

1. Vlamoven. De te verhitten voorwerpen zijn hierbij ondergebracht in een afzonderlijke ruimte, waardoorheen de vlammen strijken. De voorwerpen worden hier dus door de vlam geheel omspoeld. Voorbeelden hiervan zijn zeer talrijk: glasoven (siemens-siemensoven), siemens-martinoven (staalbereiding), steenoven. In keramische vlamovens is de richting van

de vlam en van de rookgassen meestal niet horizontaal, maar verticaal van boven naar beneden, wat bereikt wordt door de aftrekopeningen in of nabij de vloer aan te brengen. Men spreekt dan meestal van oven met overslaande vlam. Bij de etageoven is het produkt op platen boven elkaar geplaatst, ofwel in boven elkaar gebouwde ruimten, die achtereenvolgens door de vlam worden doorlopen. Revolverovens bestaan voornamelijk uit een roterende, meestal hellende cilinder, waardoor de vlammen tegen de bewegingsrichting van het produkt in strijken. Indien hellend hebben zij het voordeel van een automatische vulling en lediging (cement).

2. Schachtovens. Het produkt is hierbij met de vaste brandstof gemengd, in een meestal hoge verticale schacht aanwezig. De verhitting gebeurt hier dus niet door de vlamm.ar in de vuurhaard zelf; enerzijds wordt hierdoor een zeer intensieve verwarming verkregen, anderzijds een zuinig verbruik. Zij zijn zeer algemeen in de metallurgie (hoogovens, kilns, koepelovens) en bij het branden van kalk. De vulling geschiedt in de regel van boven afv.a een stel kleppen als sluis om gassen te winnen en stof niet uit te stoten.
3. Moffelovens. In tegenstelling met de beide vorige soorten is het produkt hier geheel gescheiden van vlam en vuur en opgesloten in een afzonderlijke ruimte (moffel). De te verhitten produkten komen dus niet in aanraking met onzuivere verbrandingsgassen maar uiteraard is het brandstofverbruik, door een steeds onvolkomen warmteoverdracht onvoordelig. Is de moffel lang en cilindrisch, dan spreekt men van retortenoven, is hij plat en doosvormig, dan van kameroven. Moffelovens komen o.a. voor in de keramiek, b.v. bij het branden van gevoelige glazuren. Ook de in de fijne keramiek op grote schaal gebruikte cassetten, een soort vuurvaste dozen, die het produkt tegen de inwerking van rookgassen moet beschermen, zijn te beschouwen als kleine moffels; verder in de techniek van gasbereiding en als kleine eenheden bij de bewerking van ijzer.
4. Kanaal of tunnelovens, bestaan uit een verhit kanaal, waardoor het produkt op wagentjes of op andere wijze gevoerd wordt.

NAAR BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN

Kipovens die om een horizontale as draaibaar zijn (metaalgieterij, de elektro-ovens voor staalfabricage, elektrostaal), kroezen of pottenovens, waarbij het materiaal in afzonderlijke open of dichte potten is ondergebracht, in tegenstelling met vijverovens, (kuipovens, wannen), waarbij één groot reservoir als hoofddeel van de oven zelf voor het opnemen van het materiaal is bedoeld (staal, glas).

NAAR HET GEBRUIK

Gloei-, inbrand-, staal-, hardings-, emailleer-, smelt-, werk-, warmovens enz.; roostovens waarin sulfidische ertsen met lucht geoxideerd worden, waarbij het erts door roerarmen wordt bewogen en van etage tot etage wordt getransporteerd. Een bijzondere plaats nemen de koelovens in (o.a. bij glas, zgn. lehr), die, in tegenstelling met alle andere soorten, niet dienen om te verhittenm.ar juist om verhitte voorwerpen langzaam af te koelen. Zij zijn gewoonlijk als kanaalovens ingericht, een enkele maal als afgesloten koelkisten, en behoren dan feitelijk niet meer tot de ovens. Een essentieel onderdeel van elke oven is de inrichting voor luchttoevoer. Zij wordt bewerkt door trek (door een schoorsteen of kunstmatig door een ventilator) of door het inblazen van al of niet voorgewarmde lucht (wind). De hoeveelheid lucht, hoe dan ook verkregen, kan zodanig zijn, dat zij ten opzichte van de brandstof in overmaat verkeert, in welk geval de laatste volledig verbrandt en in de vlamgassen nog zuurstof beschikbaar blijft; men spreekt dan van een oxiderend vuur. ofwel er is te weinig lucht in, in welk geval in de vlam nog brandbare resten overblijven en men van een reducerend vuur spreekt.

Alleen uit vuur met een zo gering mogelijke overmaat lucht wordt de brandstof het meest economisch verbrand. In chemisch opzicht gedragen beide soorten vuur zich zeer verschillend. Voor de ovens met oxiderende vlam zijn roostovens van de metallurgie typerend, evenals de ringen continuvlamovens in de steenbakkerij. In andere gevallen wordt juist de chemische werking van de reducerende gassen gewenst, b.v. bij hoogovens en in sommige gevallen in keramische ovens. De lucht kan gevoeglijk worden voorgewarmd met behulp van de gebruikte vlamklassen (regenerator, recuperator). Daardoor wordt een hogere temperatuur of bij gelijkblijvende temperatuur een lager brandstofverbruik verkregen, een bijzondere wijze van voorverwarming van lucht, brandstof en materiaal wordt bereikt in de ringoven (zoals de mendheimoven met afzonderlijke kamers), die vnl. in de keramische industrie en de steenbakkerij in gebruik zijn. een belangrijk onderdeel van iedere oven is de aftrek meestal een schoorsteen waardoor niet alleen lucht wordt aangezogen maar in de regel ook de beweegkracht van de vlam en de nodige menging van de vlamgassen worden verkregen.

Bij reducerend vuur verdwijnen brandbare gassen meestal in de vorm van zwarte rook door de schoorsteen. Dit betekent niet alleen een geldelijk verlies maar ook een aantasting van het milieu. Het materiaal voor de ovenbouw is vuurvaste steen, hetzij chamottesteen of silicasteen. Voor zeer hoge temperatuur komen in aanmerking magnesiet, dolomiet (voor continu verwarmde ovens), korund (alundum), carborundum, chromiet, zirkoon en bauxiet. Het gebruik van vloeibare en gasvormige brandstoffen en van elektriciteit voor de verhitting van ovens heeft de ontwikkeling mogelijk gemaakt van volkomen automatische temperatuurregelaars ook voor grote technische ovens. Met deze meestal elektronische regelapparatuur is het mogelijk de temperatuur en het temperatuurverloop te beheersen, [prof.dr.ir.

F.M.Bosch].

LITT. W.Trinks, Industrial furnaces (2 dln. 1947); Chaudron en F.Trombe, Les hautes températures (1973).

< >