Ned. gemeente in de prov. Noord-Brabant, 29,66 km2, 45600 inw., 85,0 % r.k., 3,5 % n.h., 1,5% geref., 10 % overige en g. kerkg.
Oss is een belangrijk werkgelegenheidscentrum met o.a. de vleeswaren-en conservenindustrie, chemisch-farmaceutische nijverheid, tapijten metaalindustrie.De uitgroei naar een geïndustrialiseerd centrum (60 % industrie) heeft zich voltrokken na de Tweede Wereldoorlog. In 1968 is een nieuwe haven geopend die door een kanaal met de Maas is verbonden. Oss fungeert als verzorgingscentrum met woon-en onderwijsvoorzieningen, ziekenhuis, instellingen voor gezondheidszorg, schouwburg, sporthallen, sportpark, zwembaden. Bezienswaardig zijn het stadhuis en het Jan Cunenmuseum.
geschiedenis. Oss, de hoofdplaats van het kwartier Maasland (het 4e kwartier van de Meierij), kreeg in 1399 stadsrechten van hertogin Johanna van Brabant. De stad, die veel te lijden had van de Gelderse Oorlogen, bleef tot de 17e eeuw een vesting. Oss had laken- en linnenindustrie en was vanouds een centrum van de boterhandel. Ca.1870 begon de industrialisatie met de margarine-industrie.
LITT. J.Cunen, Gesch. van Oss (1932); Geschiedk.meded. over Oss en omgeving (9 dln. 1936—40).