v., specialisatie binnen de pedagogiek die zich bezighoudt met de opvoeding van
kinderen met een lichamelijke en/of geestelijke handicap.
In de orthopedagogiek acht men het noodzakelijk de wereld van het gehandicapte kind te exploreren. Onderzoek van de ervaringswerelden die behoren bij de diverse soorten handicaps is essentieel.
Veel van wat het gehandicapte kind leert, is resultaat van opzettelijk en doelgericht uitgedachte opvoedingsmaatregelen. Gevolg hiervan voor de orthopedagogiek is dat men streeft naar een indeling, niet alleen naar aard van de handicap, maar ook volgens pedagogische behandelingsstrategieën. De ontwikkeling hiervan wordt minstens zo belangrijk geacht als een perfecte diagnose naar oorzaak en aard van de stoornis. Met het accent dat op de behandeling is komen te liggen, heeft de orthopedagogiek veel inzichten voor zich bruikbaar gemaakt uit de leerpsychologie.
Sommige opvattingen van de orthopedagogiek omvatten tevens de heropvoeding van het normale kind, dat op grond van milieustoornissen of neurotische verhoudingen in een opvoedingsnood is terechtgekomen. Anderen zien dit als een gebied van de klinische pedagogiek, die zich voornamelijk bezighoudt met de opvoeding van het normale kind, dat afwijkingen vertoont van de norm op grond van stoornissen in het opvoedingsproces zelf en niet in eerste instantie op grond van een in aanleg gegeven handicap. In Nederland bedraagt de duur van de opleiding in dit specialisme vier jaar, te volgen op de Sociale Academie. Orthopedagogiek is ook aan de universiteit een afstudeerrichting. In België omvat de opleiding tot orthopedagoog, opvoeder of pedagogisch assistent sinds 1970 een driejarige studie aan de orthopedagogische afdeling van het sociaal hoger onderwijs.
LITT. J.F.W.Kok, Structopathische kinderen, een orthopedagogisch behandelingstype (1971); J.J.
Dumont, Leerstoornissen (1971); R.H.Bradfield (red.), Behavior modification of learning disabilities (1971); W.E.Vliegenthart, Algemene orthopedagogiek (3e dr. 1975).