[Gr. orthos, recht, doxa, mening],
I.bn.',
1. rechtzinnig, streng vasthoudend aan de overgeleverde kerkleer, resp. overeenkomstig de voorschriften van het geloof: in het geloof; hij is streng orthodox; de orthodoxe leer; bij uitbreiding ook op ander gebied dan de godsdienst toegepast: de orthodoxe opvatting;
2. van, volgens de leer van de oosterse Kerk: de orthodoxe kerken;
II. zn. (-en).