o., (diergeografie), het biochoor van het hooggebergte en de arctische vlakten en toendra’s.
Men onderscheidt het toendraal en het oreaal. Het toendraal bevat geen bomen, veroorzaakt door een combinatie van lage wintertemperaturen en relatief lage zomertemperaturen, korte groeiperiode van de vegetatie en vaak ook sterke blootstelling aan wind. De toendrale fauna is nog zeer soortenrijk. Bekende dieren uit dit gebied zijn lemmingen, woelmuizen, ijsberen en rendieren. Het oreaal is de levensruimte van het eigenlijke hooggebergte boven de boomgrens. Vooral de oreale gebieden in de tropen zijn onderling sterk geïsoleerd (disjunct areaal) en zeer soortenarm.
Alleen het Andesgebergte vormt een uitzondering en heeft een veel rijkere fauna dan de meeste andere oreale gebieden. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de noord–zuidligging van dit gebergte over een zeer grote afstand. Het omvat nl. het hele Zuidamerikaanse continent, waardoor dieren uit koude streken het berggebied in de tropen goed kunnen bereiken.