m. (-bomen),
1. Citrus, geslacht van kleine, altijdgroene bomen of struiken dat behoort tot de wijnruitfamilie (Rutaceae);
2. m.n. de gewone oranjeboom (Citrus aurantium) met bolronde goudgele vruchten met een doorsnede van 7–8 cm, een bittere schil en zuur vruchtvlees, soms als kasplant gekweekt.