(welde op, is en heeft opgeweld),
I. (onoverg.) opborrelen, naar boven wellen: hier welt water op; (oneig.) tranen welden in haar ogen op; (fig.) een gedachte welde in mij op, kwam langzamerhand tot bewustzijn;
II. (overg.) even opkoken: voor het inmaken moeten de abrikozen even opgeweld worden.