plantengeslacht uit de familie Cactaceae, met ca. 200 soorten, die vooral in Mexico, maar ook in vele delen van Amerika te vinden zijn (warme, droge streken). Bloemen vrij groot, met korte bloembuis, geel of roodachtig.
Stam cilindervormig (indien aanwezig). Stengels schijfvormig, ovale of langwerpige leden, gewoonlijk met scherpe doorns bezet. Opuntia ficus-indica, vijgencactus (Barbarijse vijg) levert eetbare vruchten en is rond de Middellandse Zee, in Ethiopië, Zuid-Afrika en Australië ingeburgerd, en aldaar in grote gebieden een uiterst schadelijk en vrijwel onuitroeibaar onkruid geworden. Doornloze vormen (O. castillae, O. laevis) worden als veevoer benut. Vele soorten (O. leucotricha, O. glomerata) en vormen worden gekweekt. O. vulgaris (ook ‘Nopalea ’) is een liggende soort, met langwerpige stengelleden en grote goudgele bloemen. Op de vrij kleine, rode vruchten kunnen de cochenilleluizen leven.