m. (-len),
1. wat boven de grond gebouwd is, perceel (gebouw) zonder de grond;
2. al wat boven op een stuk grond gebouwd, geplaatst, geplant is enz.; recht van opstal, zakelijk recht om op grond van een ander gebouwen, werken of beplantingen te hebben.
In Nederland is het recht van opstal geregeld in de artt. 758-766 BW. De grond wordt door dit recht in meer of mindere mate aan de macht van de opstaller onderworpen, hoewel deze niet de eigendom verwerft. De omvang van het recht van de opstaller wordt bepaald door de wet en de overeenkomst van partijen. De tekst van de overeenkomst moet in de openbare registers worden ingeschreven. De opstallen zijn het eigendom van de opstaller. Recht van opstal geeft een krachtiger recht van gebruik dan huur.
De opstaller moet de grondbelasting betalen. De wet rekent het recht van opstal onder de onroerende rechten (onroerend goed).
In België is het recht van opstal overeenkomstig als in Nederland geregeld in de wet van 10.1.1824, waarvan partijen mogen afwijken door bijzondere overeenkomsten, met uitzondering van art. 4, waarbij bepaald wordt dat recht van opstal nooit langer mag duren dan 50 jaar; die termijn mag evenwel vernieuwd worden. Het recht van opstal, meestal toegekend aan de huurder in de huurovereenkomst, kan kosteloos zijn. De opstalhouder mag zijn recht vervreemden, met hypotheek bezwaren, in vruchtgebruik of in huur geven, met erfdienstbaarheden belasten. Hij mag de hem toebehorende gebouwen af breken, de door hem gedane beplantingen wegnemen, voorzover hij de grond in zijn vroegere toestand herstelt.