(richtte op, heeft opgericht),
1. in de hoogte heffen, overeind zetten: een paal iemand helpen op te staan, (fig.) steunen, moed geven, troosten (wederk.) zich in het bed oprichten, gaan zitten;
2. (meetkunde) doen uitgaan uit een punt in een lijn: een loodlijn oprichten;
3. bouwen, als bouwwerk omhoog doen rijzen: een standbeeld voor iemand oprichten;
4. (oneig.) (van instellingen enz.) vestigen, stichten: een vereniging, vennootschap oprichten.