bn. en bw. (-er, -st),
1. zich aan de oppervlakte bevindend: een oppervlakkige wonde, niet diep;
2. (fig.) niet grondig, niet diep indringend, vluchtig: oppervlakkige kennis; een oordeel; vandaar ook (metonymisch) een man, die alles oppervlakkig behandelt, zonder diepgang; bw., zonder diep te gaan: oppervlakkig beschouwd.