(République de Haute-Volta), onafhankelijke republiek in West-Afrika, begrensd door Mali, Niger, Benin, Togo, Ghana en Ivoorkust, 274200 km2, 6,1 mln. inw. Hoofdstad: Ouagadougou.
FYSISCHE GESTELDHEID
De willekeurige grens van Opper-Volta in het zuiden stamt uit de koloniale tijd en scheidt de droge savannegebieden van het brongebied van de rivier de Volta. Het klimaat is vochtig tropisch. De jaarlijkse regenval bedraagt niet meer dan 1145 mm. Voldoende water is er alleen in de rivieren en het Gourmagebied. Daar worden door de hoge temperaturen via het water gemakkelijk infectieziekten verspreid. Het tropische regenwoud heeft voor een groot deel plaats moeten maken voor de landbouw, die op de rotsachtige bodem, onvoldoende ontwikkelingskansen heeft.
BEVOLKING
De voornaamste etnische groeperingen zijn de Mossi in het noordoosten en midden (ca. 3 mln.), de Fulani in het noorden (ca. 600000), de Lobi, Bobo en Mande (ieder 400000). Door de geringe bestaansmogelijkheden die Opper-Volta biedt werken vele arbeiders in Ghana en Ivoorkust. Taal. De officiële taal is Frans; daarnaast worden talrijke andere talen en dialecten gesproken. Godsdienst.
Ca. 70 % van de bevolking is animist, een kwart is islamiet en 5 % is rooms-katholiek. Communicatie. Er verschijnen drie dagbladen. De radio zendt uit in het Frans en in 13 andere talen (90000 radio’s). Er zijn televisie-uitzendingen (te Ouagadougou) die door 5500 toestellen kunnen worden ontvangen.
ECONOMIE
Landbouw. De landbouw in Opper-Volta levert net voldoende voor de bevolking zelf op. Produkten zijn maïs, rijst, gierst, katoen, peulvruchten en oliezaden. Moderniseringspogingen zijn op zichzelf wel geslaagd, maar door de klimatologische omstandigheden is de landbouwproduktie niet op hoog peil te brengen. De regering stimuleert de verbouw van cacao, katoen en aardnoten. Ca. 90 % van de totale bevolking wordt gevoed door veeteelt en landbouw.
In het noorden en oosten trekken de Fulani met hun vee rond. De ernstige droogte van 1972 heeft zowel landbouw als veeteelt veel schade berokkend.
Mijnbouw. De mijnbouw is nog onderontwikkeld. De goudkwartsmijn bij Poura is uitgeput. Bij Tambao zijn mangaanvoorraden aangetroffen, waarvoor in 1975 is opgericht de Société Minière de Tambao. De winning zal waarschijnlijk rond 1981 beginnen. Andere delfstoffen zijn kalksteen, magnetiet, bauxiet, lood, zink en nikkel.
Industrie. De industrie is nog m.n. gericht op zelfvoorziening door de verwerking van agrarische produkten. Verdere ontwikkeling wordt belemmerd door de dure energievoorziening, het gebrek aan belangrijke delfstoffen, de geringe koopkracht van de bevolking (Opper-Volta behoort tot de armste landen van de wereld) en een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten. De industrie draagt 5 % tot het bruto nationaal produkt bij. Naast een aantal traditionele verwerkende industrieën is er de in 1970 in produktie gekomen textielfabriek in Koudougou. Bij Banfora staat een suikerfabriek. Handel.
Opper-Volta voert meer in dan uit. Het tekort op de handelsbalans wordt snel groter door stagnatie van de export in verband met de droogteperiode. De export steunt op vee, veeteeltprodukten en landbouwartikelen. De invoer omvat o.a. voedingsmiddelen en dranken, olie, ijzeren staalproduktie en machinerieën. De belangrijkste handelspartners zijn Frankrijk en Ivoorkust.
Verkeer. Het verkeersnet omvat ca. 9000 km goed berijdbare wegen en 8000 km onverharde wegen; er is 1150 km spoorlijn. Nieuwe spoorwegen zijn gepland. Bobo-Dioulasso en Ouagadougou hebben internationale luchthavens.
STAATSINRICHTING
In 1974 schafte het militaire bewind de grondwet van juni 1970 af. Politieke activiteiten zijn niet toegestaan; wel is er persvrijheid en vrijheid van vakbeweging.
De Nationale Vergadering is vervangen door de Nationale Adviserende Raad voor Vernieuwing, die begin 1976 een zekere mate van democratisering in het vooruitzicht stelde. Naast het Hooggerechtshof, het Opperste Gerechtshof en een aantal rechtbanken is er een speciale rechtbank voor misdaden tegen het land gericht en voor de behandeling van corruptiezaken.
Munt. De munteenheid is de CFA. De koers was op 15.2.1979: 100 CFA = f 1,20 = BF17.
Onderwijs. Er is geen leerplicht in Opper-Volta. Slechts iets meer dan 10 % van de jeugd geniet enige vorm van onderwijs. Het aantal schoolgaande kinderen stijgt, maar de achterstand blijft door de snelle bevolkingsaanwas. In 1974 werd het Centre d’Enseignement Supérieur omgedoopt tot de Universtiteit van Ouagadougou. Op het platteland wordt o.a. technisch onderwijs gegeven via de radio. Defensie.
Er is een dienstplicht die 18 maanden duurt. Het leger bestaat uit vijf bataljons infanterie, een verkenningssquadron en hulptroepen. Er is een kleine luchtmacht bij ondergebracht. Totale sterkte 5500 man.
GESCHIEDENIS
Eeuwenlang konden de Mossi, de belangrijkste stam van Opper-Volta, hun rijken onafhankelijk houden, enerzijds door hun opmerkelijke bevolkingsdichtheid, anderzijds door hun hechte politieke organisatie. Dit leidde echter niet tot een eenheidsstaat, zodat heel wat streken van Opper-Volta het slachtoffer werden van razzia’s van slavenhandelaars. In 1888 ving met het optreden van generaal Binger de Franse periode aan, de bezetting was volledig in 1901. Het territorium Opper-Volta werd opgericht in 1919; het werd in 1932 verdeeld onder de aangrenzende gebieden Niger, Soedan en Ivoorkust. De inwoners van Opper-Volta gingen veelal werken in de nabuurstaten.
Opper-Volta werd in 1947 weer als territorium ingericht. Op 19.3.1959 werd de republiek Opper-Volta uitgeroepen; M.Jaméogo werd de eerste president (in 1965 herkozen). Opper-Volta werd volledig onafhankelijk op 5.8.1960. Alhoewel behorend tot de .Ententegroep (Dahomey, Ivoorkust, Niger en Opper-Volta), voerde Opper-Volta een tamelijk onafhankelijke politiek, b.v. door het oprichten van een eigen leger en het invoeren van een tolunie met Ghana. In jan. 1966 ondernam Iuitenant-kolonel S. Lamizana een staatsgreep en werd president en premier.
Het parlement werd ontbonden. Een uit tien militairen en vijf vakbondsleiders samengestelde adviesraad werd opgericht. Jaméogo, die eerst gevangen werd gezet en later naar Ivoorkust werd verbannen, bleef echter in de oppositie een belangrijke rol spelen. In 1970 bracht de regering een grondwet tot stand die het land een gedeeltelijk burgerlijk bestuur gaf. Lamizana bleef staatshoofd. De politieke partijen en m.n. de Union Démocratique Voltaïque (UDV) stemden slechts aarzelend met de grondwet in. Na voor de UDv gunstig verlopen verkiezingen werd in 1971 partijleider C.Ouédraogo premier.
Het leger bleef ondanks dit alles een grote invloed behouden. De intredende droogte, die in het land vele slachtoffers maakte door het gebrek aan voedsel en water, bracht Ouédraogo in opspraak, omdat hij onzorgvuldig met de geboden buitenlandse hulp zou zijn omgesprongen. Een conflict in jan. 1974 tussen de Nationale Vergadering en de premier leidde tot hernieuwd ingrijpen van het leger onder Lamizana. De Nationale Vergadering en de grondwet werden ontbonden. In mei werden alle politieke partijen verboden. Ook onder de militaire regering bleven beschuldigingen van corruptie ten aanzien van de buitenlandse hulpverlening circuleren.
Toen in 1974 regenval verlichting bracht in de noodsituatie van Opper-Volta, werd de regering geconfronteerd met grensgeschillen met Malinese troepen. In juli 1975 werd een vrede gesloten, maar de situatie bleef gespannen. Druk van de vakbonden leidde in 1976 tot opname van burgers in het militair regime, eind 1977 werden de politieke partijen weer toegestaan, en werd een nieuwe grondwet ingevoerd. Bij presidentsverkiezingen in mei 1978 werd Lamizana herkozen; premier werd J.Conombo.
LITT. F.D.Bassolet, Évolution de la Haute-Volta de 1898 au 3 janvier 1966 (1968);D.Izard, Introduction a l’histoire des royaumes Mossi (1970); P.Lippens, La république de Haute-Volta (1972).