(loste op, heeft en is opgelost),
1. (overg.) (natuurkunde) een vaste, vloeibare of gasvormige stof met een vloeistof tot een vloeibaar homogeen geheel verenigen: zout, ammoniakgas in water oplossen; (scheikunde) een (vaste) stof met een vloeistof laten reageren, waarbij in die vloeistof oplosbare, soms bovendien gasvormige verbindingen ontstaan: zink in zoutzuur, goud in koningswater oplossen;zich oplossen (in een vloeistof), uiteenvallen; (fig.) opgaan in, één worden met;
2. (onoverg.) in een vloeistof opgaan, erin tot submicroscopische deeltjes, b.v. moleculen of ionen, uiteenvallen: suiker lost in water op;
3. (overg.) (muziek) (van een dissonerend akkoord) dit doen overgaan in een consonerend;
4. (wederk.) (van personen) (zich) verdelen, in groepen splitsen: de verschillende groepen hadden zich opgelost;
5. (overg.) (wis-en natuurkundige vraagstukken) het gevraagde uit de gegevens afleiden en berekenen;
6.vandaar: een vraag oplossen, ze beantwoorden; een raadsel het raden; een puzzel oplossen; moeilijkheden oplossen, uit de weg ruimen; een geschil oplossen, bijleggen.