v., mate waarin een stof in een andere (het oplosmiddel) oplost.
De oplosbaarheid van een stof wordt uitgedrukt in de hoeveelheid opgeloste stof per hoeveelheid oplosmiddel (b.v. gram per liter). Elke vaste stof is in iedere vloeistof oplosbaar. Men spreekt weliswaar van onoplosbare stoffen, maar het betreft in die gevallen steeds een uiterst kleine hoeveelheid opgeloste stof die met de gangbare technieken niet aantoonbaar is. De oplosbaarheid is afhankelijk van de temperatuur, de druk en het oplosmiddel. Voegt men bij een bepaalde temperatuur en druk steeds meer vaste stof toe, dan lost deze tenslotte niet meer op. De oplossing heet dan verzadigd.
De oplosbaa heidskromme geeft bij constante temperatuur de oplosbaarheid als functie van de temperatuur weer. Bij de meeste stoffen neemt de oplosbaarheid sterk toe met de temperatuur. De oplosbaarheid van keukenzout in water blijft ongeveer gelijk, zie oplossing.