v.,
1. ontvoering;
2. oplichterij; het door valse voorspiegelingen geld of goed afhandig maken; vorm van bedrog.
In Nederland wordt hij die met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot afgifte van enig goed of tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een vordering, als schuldig aan oplichting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren (art. 326 WStr). Afzonderlijk strafbaar gesteld is flessentrekkerij.
Volgens de omschrijving in het Belg. WSb is oplichting: het zich toeëigenen van een zaak die aan een ander toebehoort, zich gelden, roerende goederen, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen doen afgeven of afleveren, hetzij door valse namen of valse hoedanigheden te gebruiken, hetzij door listige kunstgrepen aan te wenden om aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet te doen geloven, hoop op of vrees voor een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen of op een andere wijze van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid misbruik maken. Het onrechtmatig verkrijgen van staatstoelagen of -vergoedingen, ingevolge een voor echt en getrouw ondertekende verklaring, is strafbaar als oplichting (KB van 31.5.1933).