(hield open, heeft opengehouden),
1. zorgen dat iets niet dicht gaat of gesloten wordt: een deur een achterdeurtje openhouden, zorgen dat men in geval van nood zich kan terugtrekken; de ogen openhouden, goed toezien; zijn ogen niet kunnen openhouden, moeite hebben niet in slaap te vallen; iemand de mond voor zijn onderhoud zorgen; een afvoerbuis openhouden, zorg dragen dat ze niet verstopt raakt;
2. onbezet, vrij houden: een betrekking openhouden .