v., aanduiding van een politiek die in het kader van het 19e-eeuwse imperialisme door westerse staten jegens Aziatische en Afrikaanse landen werd bedreven.
Bij de opendeurpolitiek werden deze landen op het gebied van hun handel verplicht aan alle vreemde mogendheden gelijkelijk allerlei faciliteiten te verlenen (equal opportunity). Het beginsel werd aanvankelijk in 1899 door de VS jegens China verkondigd, en richtte zich tegen de daarvóór door Europese staten gevolgde politiek van het afdwingen van privileges en territoriale concessies. De opendeurpolitiek was derhalve een middel om te voorkomen dat de ene mogendheid méér privileges en rechten zou verkrijgen dan de anderen. Het in de opendeurpolitiek belichaamde beginsel van gelijke kansen (voor alle vreemde staten ten opzichte van één bepaald land) is later ook toegepast met betrekking tot het vm. Kongo (Kongoconferentie 1885) en Marokko (1906).
LITT. A.Vince, La doctrine américaine de la porte ouverte en Chine et son application dans la politique internationale (1946).