(brak open, heeft en is opengebroken),
I. (overg.) met geweld openen: een slot, een deur openbreken, (fig.) een CAO openbreken, er veranderingen in aanbrengen voor zij is afgelopen; (gemeenz.) breek me de bek niet open, breng mij niet aan het praten (m.n. over dingen die je misschien liever niet zou horen);
II. (onoverg.) al brekende opengaan: de knoppen zijn opengebroken.