Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

opdraaien

betekenis & definitie

(draaide op, heeft en is opgedraaid),

I. (overg.)
1. opwaarts draaien: een pianokrukje opdraaien;
2. opwinden, draaien totdat de veer gespannen is: een horloge opdraaien; (van snaren van een muziekinstrument) ze spannen; ook van het instrument zelf;
3. door draaien op iets bevestigen;

II. (onoverg.)

1. (scheepvaart) voor een ondiepte daardoor plotseling in zijn vaart gestuit worden;
2. voor iets moeten opdraaien, boeten, betalen; (ook) voor iets verantwoordelijk gesteld worden: hij laat er mij maar voor opdraaien,ik moet al het werk doen.

< >