Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

opaal

betekenis & definitie

[Lat.],

m. (opalen) en o. (als stofn.),
1. SiO2-nH20, mineraal dat bestaat uit kiezelzuuranhydride met 3-13 % water; glanzend als glas, broos en zo hard als veldspaat; in verschillende kleuren voorkomend, meestal melkachtig wit;
2. stuk van het genoemde gesteente dat als sieraad wordt gebruikt: een ring met een melkwitte opaal.

Opaal komt voor als overkorsting van spleetwanden (dan gewoonlijk met kleine druiventrosvormige oppervlakte), als compacte opvulling van spleten, en als afzetting van warme bronnen. Sommige variëteiten zijn doorzichtig en fraai van kleur en worden daarom als edelsteen gebruikt: vuuropaal. Ook melkwit doorschijnende variëteiten worden daarvoor gebruikt (melkopaal). Bijzonder gezocht is het edelopaal met fraai kleurenspel.

< >