Belg. provincie, begrensd door Nederland en de prov. Antwerpen, Brabant, Henegouwen en West-Vlaanderen, 2982 km2, 1,3 mln. inw.
Hoofdstad: Gent. Oost-Vlaanderen omvat zes arrondissementen: Aalst (473 km2), Dendermonde (341 km2), Eeklo (357 km2), Gent (920 km2), Oudenaarde (415 km2) en Sint-Niklaas (476 km2).
FYSISCHE GESTELDHEID
De noordwaarts dikker wordende tertiaire lagen (Ieperiaan tot Scaldisiaan) hellen nauwelijks meer dan de algemeen noordwaarts hellende oppervlakte, zodat het reliëf ook het dagzomen van de lagen bepaalt. Deze regelmaat wordt doorbroken door de in het ouder Pleistoceen geërodeerde en sedert het Riss/Würninterglaciaal heuvelachtige Vlaamse Vallei, die van oost naar west tussen Lebbeke, Hamme, Maldegem en Stekene het Land van Waas omsluit. In het zuiden worden de toppen van de heuvelrij KluisbergGeraarsbergen door ijzerhoudende zanden en zandsteen tegen erosie beschermd, terwijl in de lagere delen Ieperse klei dagzoomt. Noordelijker komen jongere eocene etages voor.
Ten noorden van de Vlaamse Vallei wordt de door oligocene Rupelse klei gevormde Waasse cuesta afgebakend door de Durme en de Schelde. Ten noorden hiervan komt Antwerpiaan en Scaldisiaan voor dat bij Verrebroek onder de polderafzettingen duikt. Buiten de alluviale gebieden werden de tertiaire lagen en de opgevulde Vlaamse Vallei tijdens het Würm en het BovenPleistoceen bedekt met niveo-eolisch materiaal (eolisch), dat tot duinen werd opgewaaid. De regionale eenheden van noord naar zuid zijn de Oostvlaamse Scheldepolders, Zandig-Vlaanderen (met in het westen het Meetjesland en het Gentse Houtland en in het oosten het Land van Waas) en Zandlemig-Vlaanderen. De Vlaamse Heuvelstreek (Vlaamse Ardennen) met toppen tot 150 m loopt verder zuidwaarts door in de prov. Henegouwen.
BEVOLKING
De natuurlijke groei van de bevolking is 0,3 %o (geboortencijfer 12,5 %o, sterftecijfer 12,2 %o). Aan het jarenlange negatieve migratiesaldo kwam in 1964 een einde, maar het zuidelijk deel van de provincie blijft een emigratiegebied (vooral arr. Oudenaarde). Na de aanleg van de Kennedytunnel onder de Schelde, waardoor het arr. Sint-Niklaas werd ontsloten, ondergaat de bevolking van het Waasland een groei en verjonging. Grenswijzigingen in 1963 met de prov.
Henegouwen maakten Oost-Vlaanderen homogeen Nederlandstalig. De invloedsfeer van Gent strekt zich uit over ca. 65 % van de provincie en het oosten van West-Vlaanderen. Het noordoosten van Oost-Vlaanderen staat onder invloed van Antwerpen, de rest onder die van Brussel. Aalst, Eeklo en Sint-Niklaas zijn regionale centra. De pendel naar Antwerpen en Brussel geeft de bevolkingscentra een uitgesproken forensenkarakter.
Onderwijs en cultuur
Gent bezit behalve de Rijksuniversiteit nog vele andere instellingen voor hoger onderwijs (o.a. een conservatorium). De stad is tevens de zetel van de Koninklijke Vlaamse Academie en centrum van een internationaal muziekfestival (Festival van Vlaanderen). Ook de steden Aalst, Dendermonde, Eeklo, Lokeren, Oudenaarde en Sint-Niklaas zijn onderwijscentra. De belangrijkste musea in Oost-Vlaanderen zijn het Stedelijk Museum voor Schone Kunsten, het Bijlokemuseum en het Museum van Hedendaagse Kunst te Gent en het Mercator Museum te Sint-Niklaas.
ECONOMIE
De samenstelling van de beroepsbevolking toont duidelijk het overwicht van de industrie (van de beroepsbevolking werkt 6,8 % in de primaire, 50,9 % in de secundaire en 42,3 % in de tertiaire sector).
Tot in het begin van de jaren zestig was Oost-Vlaanderen de prov. met het grootste aantal werklozen. Zij onderging de nadelen van een eenzijdig op de kwetsbare textielsector gericht lichtindustrieel karakter.
Landbouw. Van de kadastrale oppervlakte wordt 55 % voor commerciële landbouwdoeleinden aangewend. De gemiddelde bedrijfsoppervlakte bedraagt 6,8 ha (10,7 ha in België). De geringe bedrijfsoppervlakte wordt gecompenseerd door een intensief produktiesysteem, waarbij naast melkveehouderij, de niet-grondgebonden veehouderij en de tuinbouw een belangrijke plaats innemen. Doorgaans is de landbouw in het noordelijk deel intensiever dan die van de zuidelijke helft. Van het landbouwareaal is 48 % als grasland, 27 % voor graangewassen, 5 % voor aardappelen, 4 % voor nijverheidsgewassen (suikerbieten, hop, tabak, vlas), 5 % voor wortelen knolgewassen, 7 % voor groenvoedergewassen en 3 % voor tuinbouw in gebruik.
Belangrijk in de tuinbouw en tevens kenmerkend voor de prov. zijn de boomkwekerijen (900 ha met Wetteren als centrum) en de bloemen-en bloembollenteelt (ca. 500 ha) rond Gent. Van de 480 ha tuinbouwgrond onder glas is eveneens een groot deel bestemd voor niet-eetbare produkten (azalea, groene kasplanten) die een belangrijk exportartikel vormen.
Met een dichtheid van 257 runderen (33 % melkkoeien) per 100 ha concentreert Oost-Vlaanderen 14 % van de nationale runderenstapel. Van de nationale varkensstapel bezit de prov. 18 %, van de pluimveestapel 20 %.
Industrie. Hoewel de industrie is gediversifieerd, blijft de nadruk nog op textiel en confectie liggen. Samen met de schoenenindustrie omvatten deze sectoren ca. 40 % van de industriële tewerkstelling. Er treden hierbij regionale concentraties op: in de arr. Dendermonde en Aalst bereikt dit aandeel 50 %, in het arr. Oudenaarde zelfs 75 %.
Andere belangrijke tewerkstellingscentra zijn Gent, Eeklo, Oudenaarde, Ronse, Sint-Niklaas, Lokeren, Wetteren, Zottegem, Deinze en Hamme. Verder scheepsbouw te Temse, houtbewerking en lucifers in de Dendervallei. Om achteruitgang in de textiel te ondervangen, werden stimuleringsmaatregelen door de overheid genomen. Nieuwe industrieparken werden vooral bij Gent aangelegd (o.a. staalbedrijf aan het Kanaal Gent-Terneuzen met metaal en chemische industrie), verder te SintNiklaas, Aalst-Erembodegem, Aalter. In Doel zijn in 1975 de eerste twee kerncentrales in Vlaanderen in gebruik genomen. De grootste thermische elektriciteitscentrale staat te Gent (416 MW).
Verkeer. Oost-Vlaanderen telt ca. 350 km waterwegen (30 % van het rijkstotaal). De Gentse Ringvaart, voor schepen tot 2000 t, heeft de transitproblemen door Gent opgelost. Het Kanaal Gent Oost-Vlaanderen.
De E3 (Antwerpen-Rijsel) en de E5 (Oostende-Luik) vormen de ruggegraat van het wegennet. De belangrijkste spoorweg is de doorgaande lijn Oostende-Keulen.
Toerisme. Gent is een van de vijf belangrijkste kunsthistorische centra van België. Maar ook Aalst, Dendermonde, Oudenaarde, Ronse en Sint-Niklaas zijn (kunst)historisch bezienswaardig. De prov. heeft toeristisch aantrekkelijke landschappen die een belangrijke rol spelen in het dagtoerisme. Vooral het Donkmeer (86 ha) te Overmere, het bosen heidelandschap (400 ha) te Waasmunster en het Provinciaal Domein Puyenbroeck (450 ha) te Wachtebeke zijn grote trekpleisters. GESCHIEDENIS. Voor de oudere geschiedenis: Vlaanderen.
In 1794 werd de oostelijke helft van de toenmalige prov. Vlaanderen van de Oostenrijkse Nederlanden als departement van de Schelde bij Frankrijk ingelijfd. Dit gebied werd in 1815 de prov. Oost-Vlaanderen. Onder Frans bewind was Oost-Vlaanderen,
o.a. door toedoen van L.Bauwens, een van de brandpunten geworden van de industriële revolutie in de Nederlanden. Sedertdien heeft zich de overgang van landbouw naar industrie verder voltrokken, ten koste van de eeuwenoude landelijke lijnwaadnijverheid, met als gevolg een ernstige sociale crisis in de jaren 1816-49. De ontwikkeling van Gent als havenstad door de aanleg van het kanaal Gent-Terneuzen had een positieve weerslag op heel de prov.
LITT. F.de Potter en J.Broeckaert, Gesch. van de gemeenten van Oost-Vlaanderen (46 dln. 1864— 1903, 2e dr. 1968vgl.);M.GrijpdonckenH.Verbaere, Guldenspiegel van Oost-Vlaanderen (195859).