o. (-varen),
1. gevaar voor oorlog, mogelijkheid dat uit bepaalde omstandigheden
oorlog zal voortkomen;
2. het gevaar (voor het leven) dat de oorlog oplevert.
De Ned. kroon kan de toestand van oorlogsgevaar afkondigen, tengevolge waarvan een aantal bijzondere wettelijke regelingen in werking treden. Het is dan b.v. mogelijk de buitengewoon dienstplichtigen onder de wapens te roepen (art. 200 GW) of officieren van de krijgsmacht aan te wijzen die zich belasten met de vordering tot inkwartiering. De toestand van oorlogsgevaar werd afgekondigd in 1914, 1938 en 1939.
Voor België: oorlogstijd.
LITT. W.Kasten, De handhaving van de uitwendige veiligheid van de staat (diss. 1962).