Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oorlogseconomie

betekenis & definitie

v., de economische organisatie van een land in oorlog of oorlogsomstandigheden.

Tengevolge van de gemechaniseerde totale oorlogvoering (oorlog) is een reeks problemen van economische aard ontstaan, die men gezamenlijk met de naam oorlogseconomie stempelt. De omvangrijkheid van de militaire eisen brengt bovendien met zich mee, dat de oorlogseconomie reeds haar werking zal doen gelden in een periode van toenemende bewapening of verdedigingsvoorbereiding. Het centrale probleem van de oorlogseconomie is de absolute noodzaak dat de overheid over een zo groot deel van de nationale produktieve krachten en hulpbronnen de beschikking krijgt dat aan de voor de oorlogvoering te stellen eisen tot het uiterste kan worden voldaan. Dit leidt ertoe dat in oorlogsomstandigheden de staat diepingrijpende beperkingen aan de beschikkingsmacht van de burgers oplegt. Welke methoden de staat ook kiest om het voor de oorlogvoering benodigde tot zich te trekken, steeds is vergroting van de staatsmacht in het economische leven noodzakelijk. Daarom grijpt de staat op verschillende terreinen in.

De produktie, vooral van oorlogsmaterieel. Vrijwel altijd wordt een stelsel geschapen waarbij staatsopdrachten prioriteiten hebben, zowel wat de verkrijging van materiaal als wat de uitvoering van de orders betreft. De totale oorlog heeft daarbij het begrip oorlogsmaterieel zeer verbreed.

Het garanderen van de behoeftenvoorziening. Wat de voortbrenging betreft vindt men voor onmisbare levensmiddelen een zelfde systeem van bevoorrechting bij toewijzing van grondstoffen, hulpstoffen en arbeidskrachten als bij de oorlogsindustrieën in engere zin. Daarnaast is echter de regeling van het verbruik van belang. Meestal maakt men hierbij van een of ander systeem van rantsoenering gebruik.

De beloning en arbeidsvoorwaarden van de produktieve krachten, wat ook op dit gebied van oorlogseconomie tot een versterking leidt van het overheidsingrijpen. Zo zal, om de staat alle middelen ter beschikking te doen houden, een verbod van investeringen voor particulieren worden uitgevaardigd, eventueel met een beperking tot niet-essentiële bedrijven. Bepaalde bedrijfstakken die uitsluitend voor het burgerlijk verbruik kunnen werken worden stilgelegd, terwijl de arbeidskracht wordt overgebracht naar oorlogsindustrieën. Een zelfde verbod kan voor de arbeid gelden in die zin, dat verandering van werkgelegenheid in bepaalde bedrijfstakken aan staatstoezicht wordt onderworpen. Daarnaast kunnen de beloningen van de produktiefactoren worden vastgelegd teneinde snelle, oncontroleerbare verschuivingen in het economische leven te voorkomen.

De economische oorlogvoering, de krachtmeting op economisch gebied. In de periode die een oorlog voorafgaat wordt vaak een economische strijd gestreden, die zich uit in het verlenen van kredieten aan bepaalde, om politieke redenen gewenste afzetgebieden, zowel voor aankoop als verkoop van produkten, in het algemeen in een poging bepaalde markten, m.n. leveranciers van essentiële grondstoffen, te reserveren. In oorlogstijd voegt zich bij deze economische oorlogvoering ook het militaire machtsmiddel. Het doel van al deze maatregelen te zamen is te bereiken dat het produktieapparaat in oorlogstijd met zo gering mogelijke onderbreking en met inschakeling van alle beschikbare produktieve krachten op de meest efficiënte wijze doorwerkt. Hierbij is dus de goederenzijde van het economische leven essentieel. Van grote betekenis voor de werking van deze organisatie kan echter het stelsel van financiering zijn dat daarbij wordt gekozen. Dit immers kan zeer belangrijke wisselwerkingen in het leven roepen.

LITT. M.W.J.M.Broekmeyer, Strategische economie. De economische problemen van de totale oorlog (1960); W.F.Duisenberg, De economische aspecten van de bewapening (1964).

< >