v./m. (-sen), (ook: oogholte), orbita, schedelruimte waarin de oogbol ligt.
De oogkas is een piramidevormige ruimte in de aangezichtsschedel, begrensd door voorhoofdsbeen, jukbeen, bovenkaak, traanbeen, wiggebeen, zeefbeen en een klein stuk van het gehemeltebeen. Naar achteren hangt deze ruimte door verschillende openingen met de schedelholte samen. De oogkas bevat de oogbol met steunapparaat (binden vetweefsel); verder de oogspieren, de oogzenuw en bloedvaten die de oogbol verzorgen, gezichtsorgaan.