Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

onverschuldigde betaling

betekenis & definitie

betaling van een niet-bestaande schuld, of van een wel bestaande schuld maar niet van degene die betaalt, waarbij de betaler niet gehouden was de schuld te voldoen. Hetgeen betaald is zonder verschuldigd te zijn, kan teruggevorderd worden en een ieder die bij vergissing, of met zijn weten, iets ontvangen heeft dat hem niet verschuldigd was, is verplicht het niet verschuldigde terug te geven aan degene van wie hij het ontvangen heeft.

Eveneens is iemand die bij vergissing meent schuldenaar te zijn en daarom een schuld betaald heeft gerechtigd om het betaalde van de schuldenaar terug te vorderen. Dit houdt echter op wanneer de schuldeiser, ten gevolge van die betaling, de schuldbekentenis vernietigd heeft behoudens het verhaal van degene, die betaald heeft op de werkelijke schuldenaar. Onverschuldigd betaald is ook hetgeen betaald werd ter voldoening van een verbintenis die nietig is (art. 1395-97 Ned. BW, artt. 1376—81 Belg. BW). Echter kan niet teruggevorderd worden hetgeen betaald werd ter voldoening van een natuurlijke verbintenis.

Ook kan dat in het algemeen niet met hetgeen betaald werd ter voldoening van publiekrechtelijke verplichtingen (terugvordering). De vordering uit onverschuldigde betaling geeft een voorbeeld van een door de wet toegekende vordering uit ongerechtvaardigde verrijking (ongegronde verrijking).

LITT. G.Hamaker, De vordering uit onverschuldigde betaling naar Ned. recht (diss. 1971).

In België wordt daarnaast voor de omvang van de terugbetaling onderscheid gemaakt naar gelang hij die ontvangen heeft te goeder of te kwader trouw is:

1. was hij te goeder trouw, zo volstaat het voor hem het ontvangen geld zonder interest, of de ontvangen zaak zonder de geïnde vruchten, terug te geven; heeft hij de zaak intussen verkocht, dan staat hij enkel de prijs af, ook al is deze beneden de waarde van de zaak; ingeval van beschadiging of vernieling van de zaak, wordt de teruggave beperkt tot hetgeen ervan overblijft, en/of de vorderingen die hij tegen derden mocht bezitten (art. 1303 BW);
2. was hij te kwader trouw, dus wetend dat de betaling hem niet verschuldigd was, dan is hij kapitaal en interest verschuldigd zonder inmorastelling, evenals de vruchten van de zaak, en moet hij instaan voor vervreemding, beschadiging en ondergang; werd de schade daarmede nog niet hersteld, dan moet hij het verschil bijpassen.

< >