v.,
1. het ontzeggen: het aan zichzelf of een ander weigeren of onthouden van iets: volslagen van rust;
2. (recht) opgelegd verbod.
In België kan aan sommige veroordeelden en aan gefailleerden het recht worden ontzegd deel te nemen aan het beheer van en het toezicht over vennootschappen op aandelen, samenwerkende vennootschappen, alsmede het beroep van bankier, procuratiehouder en wisselagent uit te oefenen of de bedrijvigheid van depositobanken waar te nemen. De ontzegging geschiedt in geval van veroordelingen wegens vermogensmisdrijven, veroordelingen tot een zelfs voorwaardelijke, vrijheidsstraf van minstens drie maanden.