m. (-s),
1. wie iets ontwikkelt: projectontwikkelaar;
2. oplossing van chemische stoffen, die het vermogen bezit een belicht lichtgevoelig latent beeld om te zetten in een zichtbaar beeld. Het ontwikkelproces komt chemisch neer op reductie. Naast het oplosmiddel water zijn in beginsel steeds vier groepen van stoffen te onderscheiden.
1. Reducerende stof, de eigenlijke ontwikkelstof. Dit is een chemische verbinding die het zich in een fotografische lichtgevoelige laag bevindende zilverhalogenide reduceert tot metalliek zilver, indien dit zilverzout voldoende belicht is geweest, en het ongemoeid laat, indien het niet belicht is geweest. Steeds is er sprake van een cyclische verbinding met benzeen-of naftaleenkern, waarvan 2 of 3 H-atomen vervangen zijn door een actieve groep, een hydroxyl-(OH) of een aminogroep (NH2). Het ontwikkelend vermogen is bij orthostand zwakker dan bij parastand: de aanwezigheid van een 3e groep verhoogt het vermogen sterk; zijn vier groepen aanwezig dan is het reducerend vermogen te groot en wordt de stof fotografisch ongeschikt daar ook onbelicht zilverhalogenide ontleed wordt. Een ontwikkelstof met fenolische OH-groepen reageert zwak zuur en kan slechts goed functioneren in een alkalische oplossing; een ontwikkelstof met ten minste één aminogroep kan in beginsel ook werken zonder alkalitoevoeging. Tot de veel toegepaste ontwikkelstoffen behoren o.a. monomethylparaminofenol (metol, en een tiental andere handelsnamen), hydrochinon, paraminofenol, parafenyleendiamine, pyrogallol, pyrocatechol (pyrocatechine), amidol, glycine, fenidon. Sommige ontwikkelstoffen, zoals parafenyleendiamine en de daarvan afgeleide, en pyrogallol, kunnen (mits zeer weinig sulfiet aanwezig is), bij de reductie van zilverhalogenide tot zilver, tevens een kleurstof vormen; het parafenyleendiamine en zijn afgeleiden worden hiertoe in het bijzonder in de kleurenfotografie gebruikt als chromogene ontwikkelstoffen. Er wordt vaak een combinatie van twee of meer ontwikkelstoffen gekozen om gunstige eigenschappen te combineren (b.v. metol voor de fijne detaillering in de lichtere grijzen en hydrochinon voor de kracht in de zwaardere partijen).
2. Conserverende stof (meestal natriumsulfiet of een bisulfiet) die de reducerende stof beschermt tegen ongewenste en voortijdige oxidatie (b.v. door zuurstof uit de lucht).
3. Activerende stof, een stof of combinatie van stoffen waardoor de oplossing basisch (pH 7—12) wordt. Dit kan een hydroxide zijn, maar om de pH tijdens de ontwikkeling voldoende constant te houden, wordt bij voorkeur een alkalisch reagerend zout gekozen. De activerende werking berust hierop, dat slechts enkele ontwikkelstoffen in neutraal milieu werkzaam kunnen zijn, en dat het selectief reducerend vermogen toeneemt met een verhoging van de alkaliteit.
4. De remmende stof. Daar niet alle ontwikkelstoffen een even gewenst selectief gedrag bezitten en ook onbelicht zilverhalogenide in geringe mate reduceren (ontwikkelsluier), wordt vaak een broomzout (b.v. kaliumbromide) dan wel een (veel sterker werkende) sluierwerende stof toegevoegd. De ontwikkelaar wordt dan zo ingesteld, dat deze sluier niet optreedt, terwijl voldoende belicht zilverhalogenide toch tot zilver gereduceerd wordt. Een te hoog gehalte aan remmende stof maakt ook de zwakkere zilverkiemen van het latente beeld onontwikkelbaar. Voor tank-of standontwikkeling gebruikt men bij voorkeur ontwikkelaars, die een zeer grote reserve tegen uitputting en oxidatie door atmosferische zuurstof bezitten. Daar bij het gebruik ontwikkelstof verbruikt wordt en het broomiongehalte toeneemt, ‘slijt’ de ontwikkelaar. Door de ontwikkelaar steeds weer op peil te brengen door toevoegen van een oplossing die naast geconcentreerde ontwikkelstof ook meer alkali bevat, kan gedurende zeer lange tijd het ontwikkelgedrag vrij nauwkeurig constant gehouden worden.
Ontwikkelaars worden onderscheiden naar de aard van hun werking. Een rapid-ontwikkelaar is hoog geactiveerd en ontwikkelt volledig in zeer korte tijd (persfotografie), of bij verhoogde temperatuur in enkele tientallen seconden (wetenschappelijke documentatie); een contrast-ontwikkelaar zal b.v. hydrochinon in een sterk alkalische oplossing bevatten en een zeer steile gradatie veroorzaken (reproduktie-van lijntekeningen), een zacht werkende ontwikkelaar zal bij zeer lage alkaliteit (of zelfs neutraal milieu) metol of fenidon bevatten, waardoor een zeer zachte gradatie wordt behouden. Men kent diepte-ontwikkelaars, die door een vernuftige toepassing van de diffusie-eigenschappen der diverse stoffen in de gelatine het beeld vanuit de onderzijde beginnen te ontwikkelen, en oppervlakte-ontwikkelaars, die het zilverbeeld voornamelijk aan de oppervlakte van de laag beginnen te vormen. Nivellerende ontwikkelaars laten de ontwikkeling van het beeldzilver trager verlopen indien er reeds een bepaald quantum op die plaats is ontstaan, terwijl op de plaatsen met geringe zilverbezetting het ontwikkelproces dan nog normaal doorgaat, zodat op een zelfde filmstrook voorkomende (soms over-, soms onderbelichte) negatieven gelijkmatiger dichtheid vertonen; en men kent fijnkorrel-ontwikkelaars waarbij door extra toevoeging van een zilverhalogenide oplossende stof, dan wel doordat de ontwikkelstof zelf die oplossende eigenschap reeds heeft, naast de normale reductie ter plaatse, ook nog een half-fysische ontwikkeling ontstaat (fysische ontwikkeling). Een in wezen normale ontwikkeling, die evenwel door een andere opvolging van handelingen na de ontwikkeling ineens voert tot een positief in plaats van een fotografisch negatief, is de omkeerontwikkeling. Zie chromogene ontwikkeling,