(ontweek, heeft en is ontweken),
1. voor iets of iemand uit de weg gaan: de schepen waren te dicht genaderd om elkaar te kunnen ontwijken;
2. alle gelegenheid vermijden om met iemand of iets in aanraking te komen: na die gebeurtenis ontweken zij elkaar zo veel mogelijk;
3. trachten aan iets te ontkomen dat als een gevaar, een moeilijkheid gezien wordt: de strijd ontwijken;
4. niet rechtstreeks beantwoorden: hij ontweek vooralsnog het geven van een stellig antwoord.