(onthardde, heeft onthard),
1. zacht maken: water ontharden, het ontdoen van de meeste calcium-en magnesiumzouten, die aanleiding geven tot ketelsteenvorming en zeep binden;
2. (van metalen) het doen verminderen van de hardheid en brosheid: het ten dele ontharden van staal noemt men ontlaten;
3. (scheikunde) het verlagen van het vervloeiingspunt van een gel: met formaldehyde geharde gelatine kan met verdund zoutzuur onthard worden.
Het ontharden van water kan geschieden door precipitatie, ionenuitwisseling en sequestreren.
1. Bij precipitatie-ontharding wordt aan het harde water een mengsel van gebluste kalk (Ca(OH)2) en soda-(Na2CO3) toegevoegd. Er ontstaat een neerslag bestaande uit calciumcarbonaat (CaCO3) en magnesiumhydroxide (Mg(OH)2); dit bezinkt en kan als slib uit de installatie worden verwijderd.
2. Bij ionenuitwisseling maakt men gebruik van niet in water oplosbare synthetische zeolieten of kunstharsen, die de calcium-en magnesiumionen (Ca2+ en Mg2+) uit het harde water binden onder afgifte van de in het produkt aanwezige natriumionen. Wanneer alle zeoliet of kunsthars is omgezet, moet het worden gereactiveerd door behandeling met een keukenzoutoplossing. Er zijn ook kunstharsen, die in plaats van het natriumzout het vrije zoutzuur bevatten en daardoor de Ca2+en Mg2+ -ionen uitwisselen tegen waterstofionen. Bovendien zijn er ook anion-uitwisselende produkten, die b.v. sulfaationen (SO42-) uitwisselen tegen hydroxide(OH-)ionen. Een combinatie van laatstgenoemde uitwisselaars kan alle ‘vreemde’ ionen uit hard water verwijderen. Reactiveren hiervan geschiedt met verdunde loog of zuur. Het verkregen gedemineraliseerde water kan in vele gevallen gedestilleerd water vervangen.
3. Bij sequestreren worden metaalionen (b.v. Ca2+of Mg2+-ionen) door de anionen van het sequestreermiddel gebonden tot complexe verbindingen, die in het algemeen goed oplosbaar zijn, zodat geen neerslag (of slib) ontstaat, terwijl de metaalionen chemisch inactief zijn geworden. Bekende en veel toegepaste sequestreermiddelen zijn in de eerste plaats de complexe fosfaten. Ook worden derivaten van ethyleendiamine-tetra-azijnzuur (EDTA) gebruikt, die het voordeel hebben dat zij niet bijdragen aan de verhoging van het fosfaatgehalte van afvalwater. De mate waarin metaalionen worden gebonden, wordt bepaald door de dissociatieconstante van de complexe ionen, die o.a. afhankelijk is van de temperatuur, de aard van de complex gebonden ionen en de concentratie van andere aanwezige ionen. Op analoge wijze als dit bij de pH geschiedt, duidt men de negatieve (Briggse) logaritme van de dissociatieconstante aan als pK. De in de wasmiddelen verwerkte sequestreermiddelen (m.n. natriumtrifosfaat) leveren een niet te verwaarlozen bijdrage aan het waseffect, doordat zij metaalionen binden, waarmee het vuil aan het vezelmateriaal hecht. Hierbij treedt uiteraard tevens een praktisch volledige ontharding van het waswater op.
Individuele onthardingstoestellen zijn duur, verminderen de drinkwaterkwaliteit door het oplossen van leidingmaterialen en door de nagroei van bacteriën en veroorzaken een extra belasting van het waterige milieu met keukenzout. Veel goedkoper en beter is dan ook een centrale ontharding door het waterleidingbedrijf. Het aantrekkelijkst is het toevoegen van kalk en soda, waardoor calcium- en magnesiumzouten in onoplosbare verbindingen worden omgezet, die vervolgens door bezinking en filtratie kunnen worden verwijderd. Voor het verwijderen van de tijdelijke hardheid kan met kalk worden volstaan, terwijl voor de blijvende hardheid ook soda moet worden toegevoegd.
De hardheid van water heeft intussen ook voordelen met in technisch opzicht als belangrijkste voordeel dat de kans op het ontstaan van een agressief water gering is en aantasting van het leidingnet niet behoeft te worden gevreesd. Centrale ontharding mag daarom niet te ver gaan (niet beneden 2 mg/l) en moet onder deskundig toezicht geschieden. In medisch opzicht ligt de situatie minder duidelijk. Statistische onderzoekingen hebben in verschillende landen een negatieve correlatie tussen de hardheid van drinkwater en het optreden van bepaalde hart-vaatziekten laten zien. Gerichte experimenten hebben echter niet plaatsgehad en een causaal verband is nog steeds niet gevonden. Wel bestaat het sterke vermoeden dat niet het ontbreken van hardheid, maar de agressiviteit van zacht water met als gevolg het oplossen van (toxische) leidingmaterialen de werkelijke schuldige is.