o., recht van een staatshoofd de volksvertegenwoordiging te ontbinden.
In Nederland is de koning(in) bevoegd tot ontbinding van elk van beide Kamers der Staten-Generaal. Deze bevoegdheid kan slechts onder ministeriële verantwoordelijkheid worden uitgeoefend. Vooral met betrekking tot de Tweede Kamer wordt wel tot ontbinding besloten om de kiezers te kunnen raadplegen in een uitzichtloze parlementaire situatie. In België kan de vorst overgaan tot ontbinding van beide Kamers, mits binnen 40 dagen nieuwe verkiezingen volgen. In landen waar men het ontbindingsrecht aantreft, ziet men het als noodzakelijk pendant van de ministeriële verantwoordelijkheid.
LITT. W.de Kwaadsteniet, Het recht van Kamerontbinding (diss. 1968).