bn. en bw. (-er, st),
1. niet kunnende gebeuren: het is me onmogelijk langer te blijven; een onmogelijke eis, waaraan niet voldaan kan worden; onmogelijk maken, bewerken dat het bedoelde niet kan plaatshebben of in stand blijven; (zelfst.) het onmogelijke, wat niet te doen is, (ook) meer dan iemand kan volbrengen; een onmogelijke die niet langer zó kan voortduren; zich voor een betrekking onmogelijk maken, zich zo gedragen dat men die betrekking niet kan houden;
2. onbruikbaar in de maatschappij: het is een onmogelijke kerel; zonderling, belachelijk: een onmogelijk voorstel; een onmogelijk verhaal, waaraan niemand kan geloven;
3. bw., stellig niet: ik kan onmogelijk langer blijven; als iets dat niet mogelijk of zeer onredelijk is: u kunt onmogelijk verlangen, dat ...