(onderdrukte, heeft onderdrukt),
1.met overmacht in bedwang, in een staat van vernedering, van ondergeschiktheid of afhankelijkheid houden; altijd met het bijdenkbeeld van onrecht en willekeur: een volk —;
2. het opkomen of verschijnen van iets verhinderen of het in zijn voortgang stuiten, smoren: een opstand —; een mening, de waarheid, het eerste begin van genegenheid —; ook van psychische en lichamelijke verschijnselen: woede, een zucht, een geeuw, een lach -.