de onmogelijkheid voor bepaalde personen om aan het testament van een ander bepaald persoon rechten te ontlenen. Onbevoegd daartoe zijn geneesheren, apothekers, officieren van gezondheid en geestelijken ten aanzien van door hen in de laatste fase beroepshalve bijgestane personen.
Evenzo kan een notaris die een uiterste wil bij openbaar testament heeft verleden niets genieten van wat hem bij die uiterste wil mocht zijn vermaakt. Een minderjarige kan geen uiterste wilsbeschikking ten voordele van zijn voogd maken. Ook wanneer de beschikking gemaakt mocht zijn op naam van een tussenbeide komend persoon, b.v. de ouder of de echtgenoot van de onbevoegde, is de testamentaire beschikking nietig. Ook bij onwaardigheid kan men spreken van onbevoegdheid om te erven. Deze materie is geregeld in de artt. 948,951954 en 958 Ned. BW en 909 Belg. BW.