(vloog om, heeft en is omgevlogen),
1. om of langs iets heen vliegen: daar vliegen de duiven het huis om;
2. (van mensen enz.) met grote snelheid om iets heen gaan: hij kwam de hoek -;
3. (fig.) (van een tijdruimte) zeer snel verstrijken: de tijd is ondertussen omgevlogen.