(praatte om, heeft omgepraat),
I. (onoverg.) in iets —, in het wilde over iets praten, erover zeggen wat voor de mond komt;
II. (overg.) 1. pratend rondvertellen: het is geen geheim meer, hij heeft het al bij iedereen omgepraat;
2. door praten van mening of partij doen veranderen: men heeft hem weten om te praten.