(keerde om, heeft en is omgekeerd),
I. (overg.) 1. andersom plaatsen: een kaart —; (zegsw.) elk dubbeltje (tienmaal) —, zuinig zijn, (ook) karig zijn; zijn hand niet voor iets —, er niet naar talen, er niet de minste moeite voor over hebben; zijn rokje —, van mening, gezindheid of partij veranderen; het blaadje is omgekeerd, de zaak is geheel veranderd; (stelkunde) de tekens —, het teken + in – veranderen of – in +; een reden —, de volgorde van beide termen van een reden veranderen; de orde van zaken —, een omwenteling veroorzaken, op een gewelddadige wijze de loop van de dingen veranderen; (muziek) een akkoord —, de laagste toon van een akkoord boven de hoogste plaatsen; (fig.) de rollen —, de onderlinge verhouding tussen twee of meer personen zodanig veranderen, dat de een in de plaats van de ander treedt;
2. zich —, het lichaam of het hoofd achterwaarts draaien: zich — naar of tot iemand of iets; (van liggende personen) zich zo wenden dat men op een andere zijde komt te liggen; zich in zijn graf —, van een dode gezegd, bij de vermelding van iets dat hem in zijn leven bijzonder geërgerd zou hebben;
3. ondersteboven keren, verwoesten, vernielen;
4. (de grond) omwerken;
II. (onoverg.) 1. kerend van plaats veranderen, omwenden: de auto moet eerst —, voor wij erin stappen; mijn hart keert me om (in mijn lijf), uitdrukking van het gevoel van weeheid, misselijkheid of walging;
2. (fig.) in zijn gedrag, zijn handelwijze een andere richting aannemen, veranderen: hij is sinds die dag helemaal omgekeerd; omgekeerd zijn als een blad (aan een boom), eensklaps van mening, van partij, van politieke richting enz. veranderd zijn; zich omdraaien en teruggaan.