I. bn.,
1. slechts één ogenblik durend, zeer kort van duur: een ogenblikkelijke indruk;
2. op het moment reeds aanwezig: er was geen gevaar;
3. onmiddellijk plaatshebbend na iets anders: zijn ogenblikkelijke terugkomst werd gelast;
4. plotseling: noodzakelijke verdediging tegen ogenblikkelijke aanranding;
II. (bw.) op hetzelfde ogenblik, op staande voet, zo aanstonds: ik liet de dokter halen; vertrek -!