[afleiding onbekend: oudere vorm van sja(wa)bti], v./m. (-’s), een in het oude Egypte veel voorkomend type grafbeeld, gemiddeld 10—20 cm hoog.
(e) Er zijn ook oesjebti’s gevonden die 110 cm hoog zijn. De beeldjes werden uitgevoerd in allerlei materialen, zoals was, leem, aardewerk, steen, glas, ivoor, brons of hout (soms met metaal belegd). Het bekendst zijn de exemplaren van blauw of groen geglazuurd aardewerk. De figuren maken sinds de 9e dynastie (ca.2150 v.C.) deel uit van de Egyptische graf inventaris. Zij stellen meestal mensen voor, vaak in de gedaante van een staande mummie. Tijdens het Middenrijk (2060 v.C. — 1785 v.C.) werd het de gewoonte een bepaalde spreuk, die ook bekend is uit een sarcofaagtekst uit die tijd en uit het →dodenboek, op de oesjebti aan te brengen.
Men voegde er tevens de naam en de titels van de overledene aan toe. Uit die tekst en uit de landbouwgereedschappen die de beeldjes gewoonlijk dragen, blijkt hun magisch-godsdienstige bestemming. Zij moeten het zware werk overnemen dat de dode in het hiernamaals moet verrichten en in zijn plaats de akkers bewerken. In het graf van koning Toetanchamon vond men meer dan 400 oesjebti’s.