[Fr.],
I. bn., het oog betreffend: oculaire inspectie, ogenschouw, eigen bezichtiging;
II. zn. (-s), lens of lenzenstelsel waarmee het in een optisch instrument gevormde beeld met het oog kan worden waargenomen (e).
(e) In vele gevallen werkt het oculair als een gewoon vergrootglas. Vaak bestaat het uit twee (positieve) lenscomponenten, waarvan de naar het objectief gekeerde collectieflens of veldlens, de andere ooglens heet. Bij het Ramsden-oculair ligt het te beschouwen beeld (door het objectief gevormd) buiten het oculair (zgn. positief oculair); bij een Huygens-oculair ligt het te beschouwen beeld tussen veldlens en ooglens (negatief oculair). Bijzondere uitvoeringen zijn het foto-oculair, brildrager-oculair, compensatie-oculair, meet-oculair.