Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

oblaat

betekenis & definitie

[Lat. oblatus, opgedragen], m. (oblaten), (vroeger) kind dat door ouders of voogd aan God werd toegewijd door plaatsing in een klooster (e);

volwassene die zich zonder geloften aan een bepaald klooster heeft gebonden (e); lid van bepaalde religieuze congregaties; (recht) de aangezochte, persoon tot wie een aanbod is gericht.

e) Het instituut van de oblaten was reeds bekend in het oudste monnikendom, maar bloeide vooral sinds de kloosterregel van Benedictus van Nursia.

Bekende oblaten waren Maurus en Placidus, bij de dominicanen Thomas van Aquino. Vanaf de 11e eeuw ontstond tegen dit instituut een groeiend verzet. Het Concilie van Trente (1545—63) maakte een definitief einde aan dit instituut. Ook volwassenen die zichzelf en hun bezittingen schonken aan een bepaald klooster zonder gebonden te zijn door geloften, werden oblaat genoemd. Naast deze reguliere oblaten kent de benedictijnenorde de seculiere oblaten. Zij laten zich inschrijven bij een bepaalde abdij en trachten in de wereld volgens de regel van Benedictus te leven. Zij hebben deel aan de geestelijke goederen van de orde.

< >